FOTO-TEST
Standaard is de controle-eenheid geïnstalleerd met deze functie uitgeschakeld (DIP 8 = OFF) Voor het uitvoeren van
de fototest, twee met elkaar verbonden voedingskabels als volgt regelen:
- De fotocelontvanger (met 5-pins zekeringskast) wordt door de 24 Vdc eindpunten aangedreven.
- De fotoceloverdrager (met 2-pins verzekeringskast) is tussen het aangedreven – COM en het + LICHT afzetgebied
- Deze test is ENKEL op de fotocel verricht die actief is in F.CH sluiting
Elke keer de poort geopend is,snijdt de controle-eenheid kort de netvoeding naar de fotoceloverdragers en controles
voor de statusverandering af. Indien alles goed functioneert begint het het openingsmanoeuvre; indien een anomalie
gevonden is,stopt de cyclus en de indicator flikkert enkele keren in waarschuwing.
De fototest verzorgt de volgende voordelen:
-Energiebesparing;
-Toegenomen autonomie in BATTERIJ modus;
-Minder draag op de elektronische apparaatcomponenten.
-De fototest functioneerd enkel wanneer de fotocel aan is in F.CH sluitingsmodus.
-Wanneer de fototest ingeschakeld is en de poort gesloten is, de fotoceloverdragers zijn afgesloten en het overeen-
komstige licht is UIT.
-De fotocellen functioneren enkel terwijl de poort beweegt.
-Tijdens de Programmering procedure, staak deze functie (Daal 8 = UIT) en veroorzaak kortsluiting bij de input door
het plaatsen van een verbindingsdraad tussen C en F.CH.
REGELING VAN GEVOELIGHEID
IN 12445 vereist dat iedere test van de automatiseringssysteem inslagtesten moet doorstaan die met een speciaal instru-
ment worden gemeten. Voer de inslagtests uit en verander de codeurgevoeligheid door de nettere SENS (deel 10 fig. 1).
Indien regelingen onvoldoende zijn om waarden te laten vallen binnen de grafiek die door de bovenstaande standaard
wordt aangeduid, raden wij het installeren van een zacht rubberprofiel op de voornaamste rand van de poort aan om
inslag te verzachten.
Indien de vereisten van de standaard nog steeds niet ontmoet kunnen worden nadat de gevoeligheid geregeld is en
het rubberprofiel bevestigd, moeten alternatieve apparaten bevestigd worden, zoals een veiligheidsrand op de voor-
naamste rand van de poort.
ELEKTRONISCHE ONTKOPPELING FUNCTIE
Dit is een bijzonder belangrijk veiligheidsapparaat. kalibraties blijven constant in tijd en zijn geen onderwerp om te dra-
gen juist zoals ze geen mechanische ontkoppelingspedalen zijn.
A. Het is geactiveerd tijdens het sluiten en tijdens het openen. Wanneer het invoegt, keert het de richting om zonder
uitschakeling de automatische sluiting te maken indien dit ingeschakeld is.
B. Indien het tweemaal in een rij tussenbeide komt, keert het automatisch terug in STOP modus, die automatische
sluiting uitgeschakeld indien dit geactiveerd was. Komend tussenbeide tweemaal in een rij bedoeld dat de hindernis
permanent is en verdere bewegingen zouden gevaarlijk kunnen zijn,deze kunnen de gebruiker dwingen om het dicht of
open bevel te geven.
C. Indien het tussenbeide drie keren in een rij voorkomt en voor meer dan 120 seconden, loopt de controle-eenheid
een Noodprocedure af die langzaam de poort tot het einde opent tot het aan het einde is en sluit het dan opnieuw
automatisch indien automatische sluitingsmodus ingeschakeld is. Op deze manier indien het einde verloren is, zou het
automatisch gehersynchronizeerd moeten zijn.
INDICATOR FUNCTIE
BREIN LAMP Functie: Behalve het zijn van een veiligheidsapparaat geeft de indicator zowel de eindgebruiker als de
installateur informatie over de poortbedieningsstatus. Laten we eens kijken naar zijn functie:
A. pre-knippering is 0,5 seconde in openingsmodus en 1 seconde in sluit modus. Voor veiligheidsdoelen dit waar-
schuwt de gebruiker dat de poort spoedig zal beginnen te bewegen.
B. Wanneer de poort zijn automatische opening en sluiting zijn ingeschakeld (Dip 2 naar AAN), blijft de knipperaar aan
voor 2 seconden die aanduidt dat de poort automatisch zal gesloten worden.
C. Wanneer de poort geopend is, indien een veiligheidsapparaat invoegt, flikkert het voor 5 seconden en gaat dan uit
tot het contact van het veiligheidsapparaat gereset is.
D. Het duidt de Programmering fasen aan beschreven in de paragraaf op het Programmeren van werktijden.
LAATSTE TEST EN INSPECTIE
Voer altijd een laatste test en inspectie uit nadat alle programmeringen vervolledigd zijn.
- Controle verbetert de operatie van de beschermende apparaten (anti-verpletterende systeem, eindedruktoets, foto-
cellen, veiligheidsranden, enz.).
- Controle verbetert de operatie van de waarschuwingsapparaten (die lichten flikkert, open poortwaarschuwing aan-
steekt, enz.).
- Controle verbetert de operatie van de controleapparaten (P/P knoop, afstandsbediening, enz.).
48