Voorwoord
Om een correcte werking en een minimum aan
ondrhoud te garanderen, is het belangrijk dat u de
informatie in deze handleiding leest en begrijpt.
Dit product is zo vervaardigd dat het voldoet aan de
eisen in de EEG-richtlijnen. Om deze status te behou-
den mogen installatie, reparatie en onderhoud slechts
worden uitgevoerd door vakkundig personeel en met
gebruik van originele reserveonderdelen. Neem con-
tact op met de dichtstbijzijnde geautoriseerde weder-
verkoper of AB Ph. Nederman & Co. voor adviezen
bij technische service of voor reserveonderdelen.
Technische gegevens
Gewichten:
zonder slang: 31 kg
met slang en mondstuk: 40 – 50 kg
Leidingverbinding Ø 160 mm
Aanbevolen luchtstroom
voor auto's (75 – 100 mm slang):
400 – 600 m
/u
3
voor vrachtwagens (125 – 150 mm slang):
800 – 1200 m
/u
3
Bedrijfstemperatuur -10°C tot 50°C
Temperatuur afzuiging maximum 300 °C
Temperatuurbestendigheid
slang NR-CP of NR-B: 150°C continu
slang NFC-3: 300°C continu
Elektrische voeding
100 V, 115 V, 200 V, 230-240 V AC 1
Capaciteit maximum 325 VA
Beveiligingsklasse IP 44
Geluidsniveau Gemeten conform ISO 11201.
< 70 db(A).
Materiaalherstel
Haspels zonder slang: 100 gewicht-%
Montageinstructies
Zie afbeeldingen, pag. 2. De maximale montage-hoog-
te hangt af van de lengte van de slang en het gewicht.
Let op! Het toegestane gewicht van de uitgerolde - en
vrijhangende slang, inclusief mond-stuk, is 30 kg.
Bepaal de montagehoogte zodanig dat de uitgerolde
slang zonder uitgerekt te raken aan de uitlaatpijp van
het voertuig gemonteerd kan worden.
1. Het oppervlak waarop de haspel wordt gemon-
teerd, moet waterpas zijn. Boor 4 gaten
met behulp van het bijgeleverde gatensjabloon.
2. Breng de montageklemmen zo aan dat de haspel
horizontaal hangt. Zorg ervoor dat geschikte bouten
worden gebruikt met het oog op het constructie-mate-
riaal van plafond of wand. De bouten moeten allemaal
bestand zijn tegen een belasting van minimaal 6500 N.
3. Gebruik een goedgekeurd en voor het doel
geschikt heftoestel om de haspel op te tillen. Zet de
haspel vast in de klemmen.
EXHAUST HOSE REEL
Montage van de slang
Zie afbeeldingen, pag. 3. Nadat de haspel is gemonte-
erd en aangesloten op de elektrische voeding, dient de
slang te worden geplaatst. (betreft alleen haspels die
zonder slang worden geleverd). Houdt er rekening mee
dat de haspel niet handmatig geroteerd kan worden.
1.
de verbindingsmof binnen in de trommel.
2.
(alleen bij op afstand bediende haspel). Druk bij de
handmatige bediening op de UP-knop. Op de indicator
gaat een rood licht branden. Laat de knop los zodra de
slang zich in de gewenst positie bevindt.
3.
4.
rolde of uitgewikkelde slang worden aangepast (Zie
pag. 24).
Verbindingsleiding
Zie afbeelding, pag. 3. De verbindingsslang die
wordt geleverd met de haspel, dient om de haspel
te verbinden met leidingsystemen en een centrale ven-
tilator. N.B.! De leiding moet van slangclips voor-
zien zijn. Geen schroeven boren of aanbrengen.
Plaats van de ventilator
U kunt een geschikte ventilator kiezen uit het
fase, 50/60 Hz
e
Nederman-ventilatorassortiment. Om lekken te voor-
komen, moet u de ventilator buiten zo dicht mogelijk bij
de leidinguitgang in de werkruimte plaatsen.
Elektrische installatie
Alle werkzaamheden aan het elektriciteitssysteem
moeten worden uitgevoerd door een bevoegde
elektromonteur over eenkomstig de plaatselijk
geldende wettelijke voorschriften.
Sluit de oproller op het net aan door de inkomende
kabel op de klemmenstrook in de ontvanger van de
oproller aan te sluiten. Controleer na installatie of
de slang op- en afrolt overeenkomstig de tekens
op de bedieningseenheid. Indien dit niet het geval
is moeten de aders van de inkomende kabel op
de klemmenstrook van de ontvanger verwisseld
worden.
Aanbevolen kabel voor handmatige bediening: 3 x 0,75
mm
Zie aansluitschema, zie pag. 4
De haspel is fabrieksmatig afgesteld voor een voltagevoorziening
van 230/240 V AC.
* Indicator
** Handmatige bediening
*** Relaisuitgang voor bediening van de ventilator 2 A 24 V AC/DC
**** Spanningsuitgang voor 24 V DC spoel, ventilatorschakelaar,
maximale lading = 5 VA
Zet de slang vast met een slangclip op
Richt te handmatige bediening naar de indicator
Breng het mondstuk aan.
Indien gewenst kan de uiterste positie van de opge-
. Bevestigen volgens het aan-sluitschema.
2
NL
23