9. Proefdraaien
2. Als de isolatieweerstand lager is dan 1 MΩ, is de compressor defect of is de
weerstand gedaald door de ophoping van koelstof in de compressor.
3. Sluit de bedrading van de compressor weer aan en schakel de voeding in. De
compressor zal nu beginnen met warmdraaien. Meet de isolatieweerstand op-
nieuw nadat de voeding gedurende de hieronder aangegeven periode is inge-
schakeld.
• De isolatieweerstand daalt door de ophoping van koelstof in de compressor.
De weerstand stijgt tot boven 1 MΩ nadat de compressor twee tot drie uur
heeft warmgedraaid.
(De tijd die de compressor nodig heeft om warm te draaien varieert afhankelijk
van de atmosferische omstandigheden en de ophoping van koelstof.)
• Bij ophoping van koelstof in de compressor moet deze voor gebruik ten minste
12 uur warmdraaien om storingen te voorkomen.
4. Als de isolatieweerstand stijgt tot boven 1 MΩ, is de compressor niet defect.
Voorzichtig:
• De compressor werkt uitsluitend als de fase-aansluiting van de netspanning
correct is.
• Zet de netspanningschakelaar ruim 12 uur voordat u de airconditioner gaat
gebruiken aan.
- Als u het apparaat meteen nadat u de netschakelaar heeft omgedraaid aanzet,
kunnen de interne onderdelen ernstig beschadigd worden. Gedurende het seizoen
waarin u het apparaat gebruikt, moet u de netschakelaar altijd aan laten staan.
[Uitvoerpatroon A] Fouten gesignaleerd door het binnenapparaat
Draadloze afstandsbediening
Een pieptoon klinkt/het
OPERATION INDICATOR lampje
knippert (een aantal malen)
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
Geen geluid
[Uitvoerpatroon B] Fouten gesignaleerd door een andere eenheid dan het binnenapparaat (buitenapparaat enz.)
Draadloze afstandsbediening
Een pieptoon klinkt/het OPERATION INDICATOR
lampje knippert (een aantal malen)
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
*1 Als er na de eerste twee pieptonen om de ontvangst van het zelfcontrole-startsignaal te bevestigen niet nogmaals een pieptoon klinkt en als het OPERATION
INDICATOR lampje niet oplicht, zijn er geen foutmeldingen.
*2 Als er na de eerste twee pieptonen om de ontvangst van het zelfcontrole-startsignaal te bevestigen nog driemaal achtereen een korte pieptoon klinkt, "piep,
piep, piep" (0,4 + 0,4 + 0,4 sec.), is het gekozen koelingsadres niet juist.
• Over de draadloze afstandsbediening
Er klinkt een aanhoudende zoemer van het ontvangstgedeelte van het binnenapparaat.
Knipperen van het werkingslampje
• Over de draadloze afstandsbediening
Contolecode aangegeven op het LCD-scherm.
Afstandsbedie-
ning met snoer
Controlecode
Inlaatsensorfout
P1
Pijp (vloeistof- of 2-fasen pijp) sensorfout
P2, P9
Communicatiefout binnen/buitenapparaat
E6, E7
Afvoersensorfout
P4
Afvoerpompfout
P5
Beveiliging tegen bevriezen/oververhitting
P6
Communicatiefout tussen het binnen- en het buitenapparaat
EE
Pijptemperatuurfout
P8
Signaalontvangstfout afstandsbediening
E4
–
–
–
–
Fb
Systeemfout binnenapparaatregeling (geheugenfout, enz.)
– –
Geen betekenis
Communicatiefout binnen/buitenapparaat (Verzendingsfout) (Buitenapparaat)
Onderbreking vanwege overstroom compressor
Onderbreking/kortsluiting in thermistors buitenapparaat
Onderbreking vanwege overstroom compressor (met compressor geblokkeerd)
Abnormaal hoge uitstroomtemperatuur/ 49C gewerkt/ onvoldoende koelmiddel
Abnormaal hoge druk (63H gewerkt)/ Beveiliging tegen oververhitting
Abnormale temperatuur van de koelvinnen
Ter beveiliging ventilator buitenapparaat gestopt
Onderbreking vanwege overstroom compressor/ Abnormale voedingstoestand
Abnormale oververhitting door te lage uitstroomtemperatuur
Abnormaal verschijnsel zoals te hoge spanning of abnormaal synchroon signaal
naar hoofdcircuit/ Stroomsensorfout
–
–
Andere fouten (Zie de technische handleiding voor het buitenapparaat)
9.2. Proefdraaien
9.2.1. Met de draadloze afstandsbediening
[Fig. 9-1] (P.8)
1 De stroomvoorziening van het apparaat moet tenminste 12 uur voor het eerste
proefdraaien zijn ingeschakeld.
2 Druk tweemaal achtereen op de TEST RUN proefdraaitoets A.
(Verricht deze handelingen wanneer het scherm van de afstandsbediening is
gedoofd.)
De aanduiding
en de huidige bedieningsstand worden aangegeven.
TEST RUN
3 Druk op de MODE toets B om de COOL koelingsstand in te schakelen en con-
troleer dan of het apparaat daadwerkelijk koele lucht uitblaast.
4 Druk op de MODE toets B om de HEAT verwarmingsstand in te schakelen en
controleer dan of het apparaat daadwerkelijk warme lucht uitblaast.
5 Druk op de FAN toets C en controleer of de ventilatorsnelheid verandert.
6 Druk op de VANE toets D en controleer of de automatische jaloezie goed werkt.
7 Druk op de ON/OFF toets om het proefdraaien te stoppen.
Opmerking:
•
Richt de afstandsbediening op de ontvanger van het binnenapparaat voor
de volgende stappen 2 tot 7.
•
Het gebruik hiervan is niet mogelijk bij de FAN, DRY of AUTO functies.
Symptoom
Symptoom
Opmerking
Opmerking
Voor nadere details controleert u
de LED aanduidingen op het
buitenapparaat-regelpaneel.
61