Houdt u strikt aan de aanwijzingen en veiligheidsregels
opgevoerd in hst. 2..
4.
MONTAGE
Enkele onderdelen van de machine worden niet in gemon-
teerde vorm geleverd, maar dienen na het uitpakken van de
machine te worden gemonteerd aan de hand van de volgende
instructies.
De machine moet op een vlakke en solide onder-
grond worden uitgepakt en gemonteerd, met voldoende
bewegingsruimte voor machine en verpakking. Gebruik
de machine niet voordat u alle aanwijzingen in de sectie
"MONTAGE" hebt uitgevoerd.
4.1
UITPAKKEN (Fig.3.0)
1.
Haal alle onderdelen die niet gemonteerd zijn uit de doos.
Haal de machine uit de doos en voer doos en verpakking
2.
af in overeenstemming met lokale regelgeving.
4.2
MONTAGE VAN DE HANDGREEP (Afb.4.A/B/C)
4.3
MONTAGE VAN DE ZAK (Afb.5,6,7)
4.4
AANSLUITING ACCU
• Modellen met elektrische startknop: zie
de gebruikshandleiding van de motor.
5.
BEDIENINGSELEMENTEN
5.1
HANDGREEP VOOR HANDMATIG OPSTAR-
TEN (Afb.8.A)
5.2
BEDIENING ELEKTRISCHE STARTKNOP
(Afb.8.B)
5.3
HENDEL MOTORREM / MAAIMECHANISME
(Afb.9.A)
5.4
AANDRIJFHENDEL (Afb.9.B)
BELANGRIJK Motorstart dient te allen tijde worden
uitgevoerd bij uitgeschakelde aandrijving.
BELANGRIJK De machine niet achteruit trekken bij
ingeschakelde aandrijving.
5.5
AFSTELLING VAN DE MAAIHOOGTE
Doe dit enkel wanneer het maaimechanisme stil staat.
• Afstelling (Zie Afb.10.A)
6.
GEBRUIK VAN DE MACHINE
BELANGRIJK Voor de aanwijzingen over motor en accu(in-
dien voorzien), zie de betreffende handleidingen.
6.1
VOORAFGAANDE WERKZAAMHEDEN
Plaats de machine horizontaal en stevig op het terrein.
6.1.1
Olie en benzine bijvullen
BELANGRIJK De machine wordt geleverd zonder mo-
torolie en brandstof.
Alvorens de machine voor de eerste keer na de aankoop te
gebruiken, moet men brandstof en olie bijvullen volgens de
werkwijzen en met inachtneming van de voorzorgsmaatre-
gelen die aangegeven zijn in de Gebruiksaanwijzing van de
motor en in de par. 7.2.1/7.2.2.
Voor eender welk gebruik
Controleer of er brandstof aanwezig is en controleer
het oliepeil volgens wat aangegeven is in de Gebru-
iksaanwijzing van de motor en in de par. 7.2.1/7.2.2.
6.1.2
Voorbereiding van de machine voor het werk
OPMERKING Met deze machine kan men het gras op ver-
schillende wijzen maaien.
a.
Instellen op maaien en opvangen van het
maaisel in de opvangzak):
1.
Voor modellen met afvoer aan zijkant: vergewis
u ervan dat de beveiliging (Afb. 11.A) omlaag is
gebracht en wordt geblokkeerd door de veiligheid-
shendel (Afb. 11.B).
2.
De opvangzak inschuiven (Afb.11.C).
b.
Instellen op maaien en afvoer van het maaisel
op het terrein zelf:
1.
Hef de beveiliging van de afvoer achterzijde
(Afb.12.A) en monteer de blokkeerpen (Afb.12.B).
2.
Voor modellen met mogelijkheid tot zijdelingse af-
voer: vergewis u ervan dat de beveiliging (Afb. 12.C)
omlaag is gebracht en wordt geblokkeerd door de
veiligheidshendel (Afb. 12.B).
Om de blokkeerpen te verwijderen: zie Afb.12.A/B.
c.
Instellen op maaien en versnipperen van het
maaisel ("mulch"-functie):
Hef de afvoerbeveiliging achterzijde (Afb.13.A) en plaats
de geleidedop (Afb.13.B) in de afvoeropening. Voor mo-
dellen met mogelijkheid tot zijdelingse afvoer: vergewis
u ervan dat de zij-beveiliging (Afb. 13.C/D) omlaag is
gebracht en wordt geblokkeerd door de veiligheidshendel
(Afb. 13.D).
Om de geleidedop te verwijderen: zie Afb.13.E.
d.
Instellen op maaien en zij-afvoer van het
maaisel op het terrein zelf:
1.
Hef de beveiliging van de achterafvoer (Afb.14.A)
en breng de geleidedop (Afb.14.B) aan in de afvoer-
opening.
2.
Druk zachtjes op de veiligheidshendel (Afb.14.C) en
hef de beveiliging van de zij-afvoer (Afb.14.D).
3.
Voer de geleider voor de zij-afvoer in (Afb.14.E).
4.
Sluit de beveiliging van de zij-afvoer (Afb.14.D) zo-
danig dat de beveiliging voor de zij-afvoer (Afb.14.E)
wordt vastgezet.
Om de geleidedop voor de zij-afvoer te verwijderen:
5.
Druk zachtjes op de veiligheidshendel (Afb.14.C) en
hef de beveiliging van de zij-afvoer (Afb.14.D).
6.
Maak de geleider voor de zij-afvoer los (Afb.14.E).
6.1.3
Afstelling van de hoek van de handgreep
(Afb.15/16)
Doe dit enkel wanneer het maaimechanisme stil staat.
NL - 4