6. Elektrische aansluitingen
6.2. Elektrische aansluitingen in het veld
Model buitenunit
Voeding buitenunit
Stroomopnamecapaciteit buitenunit Hoofdschakelaar (Onderbreker)
Aansluitdraad aantal × diameter
(mm
2
)
Spanning van het circuit
*1. Er dient te worden voorzien in een onderbreker met een contactscheiding van minimaal 3 mm. Gebruik een aardlekschakelaar (NV).
Let erop dat de stroomonderbreker geschikt is voor de aanwezigheid van hogere harmonischen.
Gebruik altijd een stroomonderbreker die geschikt is voor de aanwezigheid van hogere harmonischen, aangezien dit apparaat is uitgerust met een omvormer.
Een onjuiste stroomonderbreker kan leiden tot verkeerde werking van de omvormer.
*2. De waarden zijn NIET altijd van toepassing op aarde.
Aansluiting S3 heeft een spanning van 24 V DC ten opzichte van aansluiting S2. S3 en S1 zijn echter NIET door de transformator of anderszins onderling elektrisch
gescheiden.
Opmerkingen: 1. De draaddiameter dient overeen te komen met de van toepassing zijnde plaatselijke en nationale richtlijn.
2. De aansluitkabels van de voeding en de binnen-/buitenunits dienen minimaal flexibele polychloropreenkabels te zijn. (Ontwerp 60245 IEC 57)
3. De aardingskabel moet langer zijn dan de andere kabels.
nl
4. Gebruik zelf-dovende distributiekabels voor de bedrading van de stroomtoevoer.
5. Leid de bedrading zodanig dat er geen contact wordt gemaakt met de metalen rand of punten van schroeven.
Waarschuwing:
Door het elektrische ontwerp staat een hoge spanning op aansluitklem S3, waarbij geen elektrische isolatie aanwezig is tussen de voedingsspanning en de
communicatie-signaalleidingen. Schakel daarom bij onderhoudswerkzaamheden de voedingsspanning uit. Raak bovendien nooit aansluitklemmen S1, S2 en S3
aan als de spanning is ingeschakeld. Indien u tussen de binnen- en buitenunit een isolator wilt aanbrengen, gebruik dan een 3-polige scheider.
Voorkom rookvorming, brand en communicatiestoringen en splijt derhalve de voedingskabel en de kabel tussen het binnen- en buitenapparaat niet.
Zorg ervoor dat de verbindende kabels voor het binnen-buitenapparaat altijd direct met de eenheden verbonden zijn (geen tussentijdse verbindingen).
Tussentijdse verbindingen kunnen leiden tot communicatiefouten in geval van water in de kabels en onvoldoende isolatie met de grond veroorzaken of tot een slecht
elektrisch contact bij het tussentijdse verbindingspunt.
9
Voeding buitenunit
Aarde voeding buitenunit
Binnenunit-Buitenunit
Aarde binnenunit-Buitenunit
Buitenunit L-N
Binnenunit-Buitenunit S1-S2
Binnenunit-Buitenunit S2-S3
230 V
Enkelfasig
Isolator
S1
Buitenunit
S2
S3
SWM40/SWM60/SWM80
~/N (enkelfasig), 50 Hz, 230 V
*1
16 A
2 × Min. 2,5
1 × Min. 2,5
3 × 1,5 (Polair)
1 × Min. 1,5
*2
230 V AC
*2
230 V AC
*2
12 V DC – 24 V DC
3-polige isolator
S1
Binnenunit
S2
S3