Nederlands
5
De wartelmoer (4) over de
N
aanzuigopening van het
blaasventilatorhuis schuiven
De pijlen (3) en (5) met elkaar in lijn
N
brengen
De wartelmoer (4) in de pijlrichting
N
draaien, tot de hendel (6) op het
blaasventilatorhuis hoorbaar in de
vergrendeling valt
Kniestuk demonteren
1
Motor afzetten
N
De wartelmoer (1) in de pijlrichting
N
tot aan de aanslag draaien
Het kniestuk (2) wegnemen
N
208
Zuigpijp demonteren
Motor afzetten
N
De hendel (1) indrukken en de
N
wartelmoer (2) in de pijlrichting tot
aan de aanslag draaien en met de
zuigpijp wegnemen
4
5
Het beschermrooster (3) op de
N
aanzuigopening van het
blaasventilatorhuis plaatsen
De pijlen (4) met elkaar in lijn
N
brengen
Het beschermrooster (3) in de
N
pijlrichting draaien, tot de lip (5) op
het blaasventilatorhuis in de
vergrendeling valt
Apparaat op het lichtnet
aansluiten
De spanning en de frequentie van het
apparaat (zie typeplaatje) moeten
corresponderen met de spanning en de
frequentie van het elektriciteitsnet.
De minimale beveiliging (zekering) van
de netaansluiting moet overeenkomstig
de technische gegevens zijn uitgevoerd
– zie "Technische gegevens".
Het apparaat moet via een
aardlekschakelaar op het
elektriciteitsnet worden aangesloten, die
de stroomtoevoer onderbreekt als de
aardlekstroom hoger is dan 30 mA.
De netkabel moet voldoen aan
IEC 60364 en aan de nationale
voorschriften.
Verlengkabel
De verlengkabel moet qua constructie
ten minste voldoen aan dezelfde
eigenschappen als de netkabel van het
apparaat. Op de codering
(typebenaming) van de netkabel letten.
De aders in de kabel moeten, afhankelijk
van de netspanning en de kabellengte,
de vermelde minimale doorsnede
hebben.
Kabellengte
Minimale
doorsnede
220 V – 240 V:
tot 20 m
1,5 mm
20 m tot 50 m
2,5 mm
100 V – 127 V:
tot 10 m
AWG 14/2,0 mm
10 m tot 30 m
AWG 12/3,5 mm
BGE 61, BGE 71, BGE 81, SHE 71, SHE 81
2
2
2
2